Mekong 11: Vietnam

Na een paar prachtige fietsdagen gaan we de meest zuidelijke grens over tussen Kep, Cambodja en Ha Tien, Vietnam (je hebt dan wel al een visa nodig).
Wij hadden redelijk wat jokerdagen ingepland maar hebben daar zelden gebruik van gemaakt. Dus stel ik voor om een boot te nemen naar het Vietnamese eiland Phu Quoc. En zo zitten we de volgende dagen in een bungalowtje pal aan een tropisch strand bij de Zuid Chinese Zee.


Hoe idyllisch het ook klinkt, na twee dagen begint het bij mij toch weer te kriebelen. We nemen een boot naar Rach Gia op het vasteland en beginnen aan ons laatste traject door de Mekong Delta.
Om weer bij de Mekong te komen moeten we een rechte weg van 80 kilometer lang nemen, dwars door de delta, precies tussen de kanalen door. Omdat er niet veel andere wegen zijn, maken veel scooterrijders van de weg gebruik om van de kust het binnenland in te gaan. Als ze dan aan onze kant van de weg staan en ze moeten een stukje aan deze kant zijn, tja wat is er dan makkelijker om een stukje te gaan spookrijden?


Spookrijders of tegenliggers?

Carla fietst zoals zo vaak voorop en roept de hele dag: “Spookrijder!”
We weigeren principieel om uit te wijken. Carla zwaait dat ze opzij moeten gaan en dat werkt heel vaak. Ze schieten dan rechts voor ons van de weg af en wij kunnen doortrappen.
Als ze niet op Carla reageren, dan wijken wij met tegenzin uit en de scooterrijders rijden stoïcijns rechtdoor aan de verkeerde kant van de weg alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.
Wij moéten dan wel opzij gaan omdat een botsing onvermijdelijk is. Ik word pisnijdig en steek mijn rechterarm uit. Ze hebben dan zelf de keuze of ze uitwijken, bukken of tegen mijn hand aanrijden. Alle drie de variaties komen aan bod die dag.

Soms kijkt Carla even op haar Samsung App voor de route (vrouwenlogica, want het is immers een rechte weg van 80 kilometer) en ziet ze een spookrijder niet aankomen. En dan is het mijn beurt om hard “Spookrijder” te roepen. Maar dat doe ik niet. Om een of andere reden roep ik zonder denken: “Tegenligger!” Carla snapt dat ook, maar snapt niet dat ik geen “Spookrijder” roep.

Op de kaart zag de weg er erg saai uit, maar omdat er continu paalhuisjes links en rechts van de weg staan, is het de hele dag druk. Als we ’s avonds in Thot Not aankomen, zijn we moe van de concentratie die we de hele dag hebben moet opbrengen, het constante opwinden over de spookrijders (voor mij de tegenliggers) en de grote afstand.

Als ik s’ avonds in alle rust op het toilet zit, blik ik even op de dag terug. Ik zeg (na het doortrekken): “Carla, we kunnen ons blijven ergeren aan spookrijders, maar dan hebben we geen prettige dagen meer in Vietnam. Laten we het gewoon accepteren en gewillig uitwijken.”
Zoals ik vind dat buitenlanders zich in Nederland moeten aanpassen aan onze cultuur, zo vind ik ook dat wij dat dus moeten als wij in een ander cultuur zijn; ook al druist tegen mijn gevoel én de Vietnamese verkeersregels in.


De volgende dag fietsen een stuk relaxter oostwaarts, langs de Mekong verder de delta in. Heerlijk ontspannen en ik begin het nog bijna leuk te vinden om de tegenliggers te ontwijken.
Tot Carla grof afgesneden wordt door een scooter, ternauwernood dat ding kan ontwijken en wij weer boos worden. Mijn normen zijn al wat vervaagd, maar afsnijden is voor vandaag een stap te ver. Bovendien werkt Carla’s boosheid op mij als een rode doek op een stier en triggert mijn ridderinstinct. Tja, je geeft om elkaar of niet. Ik hoop dat de afsnijdende scooterrijdster waarvoor Carla ternauwernood kon stoppen inmiddels haar contactsleutel in de bosjes heeft teruggevonden.

Drijvende markt

Als we in de buurt van Can Tho komen, zien we een drijvende markt. Vanaf de oever zien we bootjes langs grotere boten varen om groenten uit verschillende regio’s te kopen. Maar we zijn al wat laat, dus stelt Carla voor om de volgende ochtend vanuit Can Tho een bootje te nemen naar de drijvende markt.


En zo staan wij de volgende ochtend weer om de onchristelijke tijd van kwart voor 5 op. Voor 8 euro varen we met kapitein Han naar de drijvende markt.
De grote boten zijn volgeladen met ananassen, rambutans, meloenen enzovoort. Vaak hebben ze een stok aan dek met aan het uiteinde hetgeen ze verkopen. Deze boten komen overal vandaan uit de Mekong Delta. Soms zijn ze een week onderweg en verkopen hier hun groente en fruit aan tussenhandelaren die ze met kleine bootjes ophalen. Het is dus eigenlijk een B2B markt die tegelijk een toeristische attractie is.
De handelaren wonen ook op de boten en doen daar de was, houden kippen aan boord en kokkerellen op een houtvuurtje onder een rieten dak.

In Nederland hebben we de ontwikkeling gehad van marskramer, naar jaarmarkt, naar weekmarkt, naar dagmarkt, naar groenteman en slager, naar kruidenier, naar supermarkt. En nu zitten we in de Amazon-home-fase. Oftewel dat zelfs de dagelijkse boodschappen via internet besteld worden.
In veel Aziatische landen zijn ze daar nog niet en daar mogen wij en zij blij mee zijn. Het maakt dat alles een menselijke schaal heeft en als fietser is dat eg leuk om waar te nemen.

Zo fietsend door de delta realiseer ik mij dat als een Vietnamees denkt aan ondernemen, hij of zij dan vooral denkt aan ambachtelijke verkoop van hetgeen ze koken of hetgeen ze inkopen voor hun kruidenierswinkeltje. Of ze kiezen voor een ambachtelijk beroep zoals boer of lasser.
In Nederland zitten we ook al in een andere fase. Als iemand iets voor zichzelf wil beginnen, is de kans klein dat hij een winkeltje met van alles en nog wat begint, zijn zelf gekookte hapjes op straat gaat verkopen of handarbeid gaat doen. Mensen denken dan eerder aan een dienstverlenend beroep, een praat- of een IT-baan.

Rijkdom

Het stuk van de Mekong Delta waar wij doorheen fietsen is fascinerend. In feite rijden we steeds over eilanden die met bruggen of kleine ponten met elkaar zijn verbonden. Op de eerste eilanden zijn veel kleine industrieën zoals smederijen, houtbewerkingsbedrijven en aannemers. Omdat we kleine paden nemen, fietsen we soms door de bedrijven heen, want de ene kant van het bedrijf ligt aan de rivier en de andere kant aan beide kanten van de doorgaande weg.


Meer oostelijk, valt mij op dat op ieder eiland iets anders wordt verbouwd. Op het ene eiland zien we veel durians, die vervolgens met scooters met aanhangwagens naar een overslag worden vervoerd. Vervolgens zie ik ook veel durians in de stalletjes lang de weg te koop aangeboden worden. Op het volgende eiland is er opeens geen durian meer te vinden en zie ik veel rambutans; heerlijk en een kilo kost slechts 60 cent. Het volgende eiland is het varkens-eiland en daarna komt het citroengras-eiland. Er is hier een zeer grote lokale verscheidenheid aan groente, fruit en vis. Ik vermoed dat die verscheidenheid (en ongelofelijke rijkdom) aan variëteiten komt door het zeewater dat bij ieder getij landinwaarts stroomt en dat sommige groenten of fruit beter gedijen bij ziltig water.

We genieten intens van de kleine wegen die we uitgekozen hebben en moeten vaak een pontje nemen. Het voordeel van deze pontjes is dat er daardoor niet veel gemotoriseerd verkeer op de eilanden is.
Zo’n pont is ook een belevenis. Ik let steeds goed op wat de locals betalen, anders vragen ze zonder blikken of blozen het dubbele. Nu is het dubbele van weinig nog steeds weinig, maar ja mijn westerse principes hé?

Als we een pont nemen, zie ik de stuurman al enthousiast naar mij wuiven. Even vrolijk zwaai ik terug. Eenmaal aan boord blijft hij zwaaien en gebaart dat ik naar hem toe moet komen.
Ik klim de stalen trap op en ga naast hem zitten in de piepkleine kajuit. “Hello Captain!” zeg ik.
Hij kijkt mij glunderend van geluk aan; zoals de kleine kinderen in Cambodja.

Uitzicht op de pont vanuit de kajuit van de stuurman.

Zijn ogen zakken af naar mijn gebronsde benen. Hij vindt dat wel grappig en plukt aan mijn blonde beenharen. Hij tilt het pijpje van mijn korte broek op en ziet dat mijn blote huid daar een stuk bleker is. Hij wil nog een stukje van mijn fietsonderbroek optillen, maar ik laat al mijn ‘Joop Zoetemelk’ armen zien, die bovenaan erg bleek zijn. Hij streelt mijn blanke spierballen en ik moet erg lachen. Glunderend van geluk wijst hij naar zijn broek en vraagt: “You like?”
Ik moet er erg om lachen en zie dat wij al bijna aan de overkant zijn. Ik geef hem een hand en klim de stalen trap af. Lachend doe ik mijn relaas aan Carla en zeg dat ik mee ga doen aan de #metoo rage.
Dus de tip van Eric: als je een kinky avontuur zoekt in Vietnam, neem een pontje en als een stuurman zwaait, dan wacht je een leuke verassing.

De stuurman heb ik onherkenbaar gemaakt, omdat anders zijn vrouw boos wordt.

Meer tegen de kust aan, zijn er tussen de mangrovebossen grote vierkante kweekvijvers aangelegd om garnalen te kweken. Het water wordt in beweging gehouden door schoepen die constant draaien om zo voor stroming en zuurstof te zorgen. Garnalen vinden dat fijn. Die garnalen farms maken gebruik van het zoute water dat bij eb (laagtij) het land instroomt. Het schijnt een gouden business te zijn, want een garnaal zo groot als mijn arm lijkt wel bijna een kreeft en brengt wel 50 dollar op.

Evolutie

Omdat wij min of meer al meer dan 2500 kilometer langs de Mekong hebben gefietst, wil ik als afsluiting écht naar het einde van de Mekong; zeg maar de laatste plek waar je nog de Mekong kunt zien voordat hij de Zuid Chinese zee instroomt.
Daarvoor is een GPS app dan handig, want ik kan precies zien waar dat punt is. Terwijl Carla bij de fietsen blijft, ploeg ik door een stukje mangrovebos en door een modderig rijstvelden, maar uiteindelijk sta ik daar.

De reis was een mooi traject van een grote rivier die je gaandeweg ziet veranderen. En ook de omgeving. In Thailand moest het rijst nog groeien, in Laos werd het geoogst, in Cambodja werd de rijst van zijn schil ontdaan en in Vietnam was men alweer bezig de rijstvelden om te ploegen.

Alsof dit eindpunt symbool staat voor onze tocht langs de oevers van de Mekong, zie ik tussen de zee en de modderige oever slijkspringers kruipen. Dat zijn visjes die nog midden in de evolutie staan en nog de keuze moeten maken om in de zee te leven of toch maar op het land. Met hun vinnen kruipen ze door het slijk en komen zo aan land. Ze kunnen boven water adem halen maar net zo makkelijk kunnen ze dat ook onder water. Deze slijkspringers zijn een belangrijke schakel geweest in de evolutie van zeedieren naar landdieren. En om een of andere reden vind ik dat mooi symbool staan voor de geïnverteerde evolutie en de ontwikkeling die Carla en ik het afgelopen jaar hebben doorgemaakt. Mijn prostaatkanker is genezen en Carla kan na haar drievoudige enkelbreuk weer acceptabel fietsen en lopen.

Eric

Na ruim 2500 kilometer zijn we bij ons eindpunt; Ho Chi Min City (Saigon)

 

Geef een reactie

Je kan deze HTML-tags gebruiken

<a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>