Mekong 8: Cambodja

Weer een grens over

Tijdens een fietsreis een grens over gaan blijf ik spannend vinden. Hoe zijn de douaniers: streng, aardig, kun je een grapje met ze maken, zeg ik niet de verkeerde dingen, betalen wel het juiste bedrag voor het visum en de procedure, hebben we wel genoeg pasfoto’s, kloppen de stempels wel.
En hoe zou het aan de andere kant zijn? De mensen, de taal, het geld, de weg, het landschap. Dat soort dingen spoken altijd door mijn hoofd de dag dat we naar een grens toe rijden. Eric heeft er nogal eens een handje van om grapjes te maken, dus ik waarschuw hem van te voren: “Geen grapjes he!”
Cambodja is een nieuw land voor ons en we zijn zeer benieuwd.

De eerste beambte is zeer aardig. Hij heeft een grote glimlach en controleert onze temperatuur met een apparaatje waarna we een gezondheidsverklaring krijgen.

Daarna moeten we een formulier invullen en met een pasfoto en 35 dollar bij een loketje inleveren. De opening zit heel laag en het raam is ondoorzichtig gemaakt. Daardoor kan ik de beambte niet zien en moet ik moeite doen hem te verstaan. Waarschijnlijk is dat wat mij een ietwat unheimisch gevoel geeft. Daar wordt ik altijd wat nerveus van.
Vervolgens willen ze nog vingerafdrukken en een foto van mij maken. Maar bij de foto vergeet ik mijn petje af te nemen en er gaat ook iets mis met de vingerafdrukken. Aan de andere kant van het raampje hoor ik wat ongeduldig gebrabbel, maar ik begrijp niet wat hij bedoelt. Ik word al helemaal zenuwachtig. Gelukkig is er een andere westerling die wel begrijpt wat hij bedoelt en hij zegt: “Petje af.”
“Oh, sorry, ik had het niet door”.
Pfff, wat een stress. Maar dan krijg ik mijn paspoort terug met weer een prachtig visum, stempels en uitreisformulieren. Cambodja here we come!

Niet gezond

“Wow, ik hoop niet dat alle wegen van Cambodja zo zijn zeg. Dan wordt het een zware tocht.”
De 65 km lange weg van de grens naar de eerste plaats waar we kunnen overnachten (ik mag van Eric nooit te veel namen noemen want dat zegt lezers toch niet zo veel, maar het is Stung Treng) is erbarmelijk slecht. Stukken asfalt worden om de paar kilometer afgewisseld met een stuk gravel wat enorme stofwolken tot gevolg heeft want de auto’s rijden ontzettend hard. Het land aan weerszijden is bijna griezelig leeg. Er is weinig tot geen akkerbouw en er staan vrijwel geen bomen waardoor er weinig schaduw is. Het maakt me somber en Killing Fields-achtige beelden krijgen steeds meer vat op me.

Gelukkig is er af en toe een stalletje waar we even bij kunnen komen en uit een grote oranje koelkist een enigszins koud drankje kunnen nuttigen. Steeds komen mijn gedachten terug bij het barbaarse Rode Khmer tijdperk. Zou deze mevrouw het hebben meegemaakt? Zou die mijnheer de littekens nog hebben?

We hebben direct na de grens wat Euro’s voor Cambodjaanse Riel kunnen wisselen, maar tot onze grote verbazing rekent iedereen in Cambodja in dollars… Eén dollar is 4.000 Riel. Je kunt kiezen hoe je betaalt, en zij kunnen kiezen hoe ze je wisselgeld terug geven. Soms bestaat dat zelfs uit dollars én Riel om het nog ingewikkelder te maken… Maar alles went zeggen ze, dus ook deze wisseltruck. En het mooie is: het klopt altijd.

Wat niet went is die vreselijk stoffige weg. Tegen de tijd dat we in Stung Treng aankomen voel ik me rillerig en grieperig, gewoon van het stof en de hitte, en de inspanning die ik daarin geleverd heb.
“Eric, ik geloof dat we morgen een jokerdag moeten inzetten”.

Het bad na het uitspoelen van onze kleren.

De weg naar Angkor

Vanaf Stung Treng zijn het vijf mooie etappes westwaarts naar het hart van het voormalige Khmer koninkrijk Angkor, met als hoogtepunt natuurlijk Angkor Wat. Het landschap is afwisselend, met bananenplantages en rijstvelden waar geoogst wordt. Legio marskramers op scootertjes en brommertjes met opgebouwd zijspan. De guesthouses zijn eenvoudig en goedkoop, soms maar 5 of 6 Euro voor een kamer per nacht. Aan de oranje koelkisten herken je een winkeltje waar je een koud drankje kunt vinden, maar het mooiste van deze etappe zijn wel de honderden grote glimlachen als wij langs fietsen en groeten met “Soes dei.”

De tempels uit het tijdperk van de Khmer koningen, globaal tussen de 8e en 13e eeuw, die we onderweg al tegen komen zijn een bijzondere opmaat naar Angkor.

Zo zijn daar Koh Ker en Beng Mealea; tempel ruïnes die helemaal overwoekerd waren door de jungle tot een Franse kolonist ze in de tweede helft van de 18e eeuw her-ontdekte.
Het terrein en de tempels zijn ontdaan van de allerergste overwoekeringen, maar waar boomwortels de muren nog overeind houden heeft men dat zo gelaten. Het Indiana Jones gevoel is niet ver weg. We zijn erg blij met deze route alhoewel we het vooraf niet zo bedacht hadden.

Angkor

Tja, wat kan ik nog toevoegen aan alles wat er al geschreven is over Angkor. Het is in één woord: adembenemend mooi en bijzonder. Het stond in ieder geval op mijn ‘bucketlist’.
Ik weet niet hoe jij je Angkor Wat voorstelt, maar ík wist bijvoorbeeld niet dat het een bijna perfect vierkant complex is, en dat je er écht nog doorheen kunt lopen. Meestal zie je foto’s van die drie karakteristieke torens, die overigens de vorm hebben van dichte lotusbloemen. Zelfs op de verschillende etages kun je nog gewoon rondlopen. En dat voor een gebouw dat dateert uit de 11e eeuw. Het is niet zo aangetast en overwoekerd geweest door de jungle als veel andere tempels.

Na de val van het Khmer koninkrijk is het eeuwenlang als boeddhistische tempel gebruikt. Vooral als je rondloopt op bovenste etage van het complex, het heiligste van het heiligste uit het Khmer tijdperk, is het magisch om te bedenken hoe het was toen het nog écht in gebruik was waarvoor het bedoeld was. Hoe de aankleding was, de kleuren en wie daar allemaal hebben gelopen door de eeuwen heen.
In Siem Reap kopen we een boek met daarin foto’s van de huidige situatie en daaroverheen een doorzichtig velletje met hoe het er uit moet hebben gezien. Erg leuk.

 

 

Misschien nog mysterieuzer dan Angkor Wat, is de tempel met de hoofden; de Bayon. Ook van deze tempel is gelukkig meer overgebleven dan een hoopje stenen. Overal waar je staat, loopt of zit, kijken op elkaar gelijkende gezichten je aan. Elke toren heeft er vier, en er zijn 54 torens, dus 216 glimlachende gezichten. Volgens de overlevering het gezicht van de machtige koning Jayavarman VII die de tempel heeft laten bouwen rond 1200 na Chr. vertelt onze reisgids.

We hebben een toegangspas voor drie dagen gekocht. Na twee dagen hebben we de belangrijkste tempels wel zo’n beetje gezien. De derde dag fietsen we daarom door het park met onze fietstassen om mooie plaatjes en filmpjes te maken. Die ga je vast terug zien op de folder en in de lezingen in de winkel en op de Fiets- en Wandelbeurs die we over deze reis gaan geven.

Het jammere van Angkor is wel dat het inmiddels een van de grootste toeristisch trekpleisters van deze aarde geworden is. Als je heel vroeg bent gaat het nog wel (de tempels gaan bij zonsopgang open), maar twee uur later is het vergeven van de, met name de Aziatische en dan in het bijzonder Chinese, groepen toeristen. Ik gun het die mensen ook om nu eindelijk te kunnen reizen, maar ze hebben geen respect voor de regels die in Cambodja voor de toegang tot tempels geldt. Zelfs de Cambodjanen klagen daarover tegen ons.

Carla

Geef een reactie

Je kan deze HTML-tags gebruiken

<a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>