Hoogvlaktes van de Andes 11: De Puna de Atacama

Zoals eerder genoemd was de aanleiding voor deze reis de aanbeveling van Alexander en Irma uit Rotterdam van de prachtige route over de zgn. ‘Puna’ via de Paso de Sico. Alexanders blog (http://www.alexander-ramselaar.com) is dan ook een goede handleiding voor het tweede deel van onze reis.

Op het blog van Alexander lezen we: “Puna is een woord dat vermoedelijk voort komt uit het Quechua, een Indiaans dialect gesproken in het centrale deel van de Andes. Puna betekent ‘een koude en afgelegen plek – moeilijk om te leven’. De Puna overbrugt een aantal ecosystemen in de Centrale Andes, van Noord-Peru via de lagere Altiplano van Bolivia tot in de ‘wervelkolom’ van de Andes in het noorden van Chili en Argentinië. Wat verder rond surfen op internet levert weinig op. Wel dat hier in de tweede helft van de 19e eeuw een groots grensdispuut gewoekerd heeft tussen Chili, Bolivia en Argentinië. Na de nodige schermutselingen tussen de drie, zag Bolivia destijds snel in dat de ‘Puna de Atacama’, kerngebied van het conflict, uiterst moeilijk te verdedigen zou zijn. In ruil voor benefits van beide landen, liet zij het grensdispuut varen. Chili en Argentinië mochten het uitvechten. Die kwamen uiteindelijk, na tussenkomst van de USA, tot overeenstemming”.

Het deel waar Alexander doorheen is gefietst is de Puna de Atacama. “Sommigen zeggen dat deze bij de grens overgaat in La Puna Argentina. De Google-Viewer lijkt dat te bevestigen. William Buchanan, destijds de bemiddelende minister namens de USA, zag dit gebied als de Puna de Atacama. Misschien hebben de Argentijnen hun deel na het vredesakkoord omgedoopt tot La Puna Argentina uit nationalistische motieven of zo… De betekenis van het woord Puna lijkt te verklaren waarom er haast niets te vinden is in de reisgidsen c.q. praktische informatie op internet over dit deel van de Puna. Er komen slechts 1.000 bezoekers per jaar. Enkele vooral luxe reisorganisaties in het topsegment organiseren er trips naar toe: maatwerk en heel duur. Mijn enige gids is, zoals ik eerder memoreerde, de fantastische site www.andesbybike.com van het Britse stel Neil en Harriet Pike, aangevuld met updates van die enkele fietsers die zich hier begeven!”

Het sprak ons gelijk aan wat we lazen over de Puna de Atacama, en het enthousiaste verhaal van Alexander toen hij in de winkel was maakte dat we kozen voor deze reis. Het werd na zeven jaar wel weer eens tijd voor een natuurreis, na alle cultuurreizen van de afgelopen jaren.

Voor de zekerheid informeren we bij de douane in San Pedro de Atacama of er inderdaad nog steeds een stempelpost in bij Paso Sico, want anders zouden we een probleem hebben aan de grens. En inderdaad, die is er nog steeds.

Toconao

De eerste etappe, naar Toconao, is een redelijk makkelijke. Vrijwel vlak, 40 km.
Tot onze verbazing zien we een kilometers lange groene strook op ons afkomen, midden in de woestijn. Zou het weer zo’n oase zijn zoals we eerder zagen? Het blijkt een recreatiebos te zijn, in de jaren ’60 en ’70 aangelegd. Het is 11 uur, koffietijd. Nou, dan gaan we maar even recreëren aan de picknicktafel in de schaduw. Wel oppassen met de banden voor de grote doorns van de Acaciabomen.

Hostal Altos de Lascar is waarschijnlijk het beste onderkomen in Toconao. We hebben gezien dat het op Booking.com staat, en de eerste vraag van de leuke dame die de boel runt is dan ook:
“Hebben jullie gereserveerd via ‘Booking’?”
“Nee, dat hebben we niet, want als je op de fiets reist weet je nooit precies wanneer je aankomt. Maar we hebben gezien dat het $ 30 per nacht is, incl. ontbijt”.
Ze vroeg een hogere prijs, maar is erg sportief en rekent ons de ‘Booking’ prijs.
We hebben geluk. Het is de eerste dag dat ze weer open is na een renovatie, alhoewel die nog niet helemaal afgerond is. Twee mannen zijn de hele middag nog druk bezig oude verf af te krabben. In het keukentje mogen we onze eigen lunch klaar maken, we krijgen een glaasje eigengemaakte, weliswaar veel te zoete, rode wijn, en vijgen uit eigen tuin.
Na de lunch gaan we Toconao in om boodschappen te doen. Wat opvalt is dat de straatjes in het centrum beklinkerd zijn wat het minder stoffig maakt. Het centrale plein heeft zowaar mooie bomen en groene planten. Het is dan ook weer zo’n oase stadje midden in de woestijn. Heel bijzonder.

Socaire

De volgende dag vervolgen we onze weg, over de flanken van de Andes naar Socaire, het laatste plaatsje voor een dag of vier à vijf. In onze app staan een drietal onderkomens aangegeven. Twee Zwitserse fietsers die ons halverwege de laatste klim hebben ingehaald hebben ingecheckt bij het eerste hostal wat je tegenkomt. Als wij daar ook willen overnachten doet de dienstdoende receptionist uiterst moeilijk over de prijs. Bovendien is de kamer niet schoon. Het gaat nog zeker een uur duren voor we in kunnen checken. Eric gaat aan de overkant van de weg kijken. Daar is een onderkomen voor werklui, maar als er plaats is willen ze ook wel fietsers onderbrengen. Het is een heel aardige mevrouw en we zijn van harte welkom!

Socaire is een merkwaardig plaatsje. Als we om half zeven samen met de Zwitsers een restaurantje zoeken is alles dicht. Ook restaurant Santa Barbara, waar eerder nog hordes toeristen zaten te eten, is gesloten. We kloppen op de deur. Gelukkig zijn de mensen nog aanwezig en de kok vindt het de moeite waard om nog wat voor vier personen klaar te maken.
Evenzo met de winkeltjes, op één na allemaal gesloten. We hebben geluk dat we toch nog wat verse producten zoals kaas en appels hebben meegenomen uit Toconao, want veel groente, fruit en water heeft dat ene winkeltje aan het centrale plein niet.

De volgende ochtend kunnen we ook ontbijten in restaurant Santa Barbara. Daar zijn ze op ingesteld. De vele lange tafels zijn allemaal gedekt. Eén voor één stomen groepjes toeristen uit busjes het restaurant binnen voor ontbijt.
Vers brood blijkt niet te krijgen in het dorp, dus moeten we bedelen bij restaurant Santa Barbara om broodjes mee te krijgen. We krijgen er 16 mee. Wonderwel houden die het zes dagen uit met wat oppiepen in de koekenpan.

De eerste indruk

Wow, als we na de eerste klim boven komen krijg ik voor de eerst het gevoel wat de Puna de Atacama betekent. Enorm weidse landschappen met lage, veelal gele helmgras-achtige planten, omgeven door vulkanen. Nergens een teken van menselijke interventie, behalve de mooie geasfalteerde weg dan. Prachtig!
Als we stoppen om te gaan lunchen stopt er een auto. Een echtpaar met drie tieners op de achterbank. De vrouw op de bijrijdersstoel draait het raampje open en vraagt in het Engels met een Frans accent of alles ok is. Ik heb twee seconden nodig:
“Nou……, eigenlijk kunnen we wel wat brood gebruiken. In het laatste dorpje konden we eigenlijk niet genoeg kopen voor de komende vijf dagen”.
De vrouw draait zich om naar de drie tieners op de achterbank en mompelt wat in het frans. Prompt komt er heerlijk stuk vers brood, ‘pan aseado’ en een halve meloen het raampje uit aangereikt.
“Super! Wat kan ik u er voor betalen?”
“Helemaal niets. We zijn blij dat we iets kunnen doen. We hebben heel veel respect voor jullie”.
“Nou, ontzettend veel dank! We zijn er erg mee geholpen”.
De auto met de Franse familie rijdt door. Later op de middag komen ze ons weer tegemoet en stoppen weer.
“Alles goed? Lekker gelunched? Verderop is een hele kudde guanaco’s. Heel mooi!”

Wat een mooie eerste dag van onze tocht over de Puna de Atacama.

Maar aan het einde van de dag moet er kamp gemaakt worden. Dat valt nog niet mee. Er zijn weinig beschutte plekken, en de plekken die Alexander noemt in zijn blog zijn we óf al voorbij, of te ver om vandaag nog te halen. Ook onze nieuw ontdekte app ‘iOverlander’ biedt geen soelaas.
Nét voorbij de tweede pas is een grote zandafgraving. We gaan beide op zoek naar een goed plekje, enigszins uit de wind en uit het zicht van de weg. Eric vindt een plek bij een afwateringsbuis. Het is de beste plek uit de wind, maar niet altijd verstandig om op dat soort plekken te gaan staan als er regen verwacht wordt. We nemen de gok. Er is geen wolkje aan de lucht te bekennen. Helaas is de buis zo diep gelegen dat de zon er al snel weg is. Het koelt heel snel af naar onder het vriespunt. Wassen geloof ik vandaag wel. Ik heb voor vertrek uit Socaire nog lekker warm gedouched. Gelukkig hebben we in San Pedro nog een blikje campinggas kunnen kopen zodat we in de tent kunnen koken. Dat warmt de tent ook gelijk wat op, maar we liggen die avond erg vroeg in onze heerlijk warme Vaude slaapzakken die ons tot -16° tegen de kou beschermen. En dat is wel nodig ook. Het waswater is de volgende ochtend weer helemaal bevroren.

Wat een spektakel!

De volgende dag openbaart ‘De Puna’ zich aan ons in al zijn mooie en grillige facetten. Het adembenemend mooie Laguna Aguas Calientes, waar de wind het zout de zwarte bergen op heeft gezwiept. En het turquoise Laguna Tayaito. De aardige wachtposten bij uitzichtpunten en een mijnwerkersonderkomen waar we op hun domein uit de wind mogen lunchen en kamperen, keiharde zijwind en ongenadige kou ’s nachts.

Ondertussen zijn we maar wat blij met de mooie Chileense geasfalteerde weg. Die waarderen we nog meer als hij bij Paso Sico overgaat in ripio. Ripio wordt ook wel ‘wasbord weg’ genoemd. Door afremmen en optrekken van auto’s op gravelwegen ontstaan kleine grintheuveltjes. Dat is niet fijn fietsen op een vakantiefiets zonder vering. We proberen zo veel mogelijk aan de uiterste zijkanten van de weg te fietsen waar de rimpels het minst zijn, maar daar ligt vaak veel los grint, waar je dan weer in wegglijdt. Kortom: geen pretje. 10 -12 km per uur is dan ook de maximum snelheid, meestal maar 6 – 8 km vooral als de weg dan ook nog eens omhoog gaat.

De grensposten van Chili en Argentinië, zo’n 10 km na Paso Sico, blijken in een gezamenlijke gebouw te zitten. De loketjes zitten letterlijk naast elkaar. Het gaat uiterst relaxt en gemoedelijk.
Er zijn nog meer fietsers. Een Frans/Pools echtpaar met vier kinderen op drie tandems. Een hele expeditie. Ze reizen een jaarlang door Zuid-Amerika, van Bogota naar Buenos Aires (https://lesandesentandems.wordpress.com/).

In Argentinië

Dan is het nog 18 km over het ripio naar Catua, het eerste plaatsje waar weer drinkwater en eten te krijgen is. En er is een hotelletje met zowaar een warme douche. Als we naar het centrale plein toe fietsen en bij het hotelletje stoppen komt er een jonge dame op ons af. Of we daar willen overnachten. Zij kan wel voor de sleutel zorgen. En of we willen lunchen. Zij, of eigenlijk haar familie, heeft een restaurant zo blijkt. Nou ja, waarom ook niet. Maar eerst moeten we de kerstaankleding in de kerk bewonderen. Het is een schattig kerkje, opgedragen aan de heilige Carmen. Bij gebrek aan bomen in dit gebied is het dak van cactushout gemaakt. Vanaf een grote banner lacht paus Franciscus ons toe.

We verwachten het volgende plaatsje, Olacapata, in één dag wel te kunnen halen, maar voor de zekerheid nemen we toch maar voldoende eten voor twee dagen mee. En dat is maar goed ook, want de klim van 14 km is over het ripio en door verzanding killing. We moeten bijna alle kilometers lopen waardoor we pas om vier uur ’s middags bij de pas zijn. De afdaling gaat gelukkig wat beter al blijft het wel oppassen geblazen. We moeten dus inderdaad op zoek naar een kampeerplaatsje. De wind is inmiddels ook weer aardig aangetrokken. Helaas biedt ‘iOverlander’ weer geen uitkomst. Geen wildkampeerplekje in de buurt te bekennen, dus maar doorfietsen. We dalen af langs een prachtig dal waar guanaco’s staan te grazen en dan opeens weer een zoutvlakte. De weg loopt er deze keer dwars doorheen. Prachtig, met het strijkende zonlicht.
Het is al dik zes uur als we aan de overkant van het salar, in de luwte van een afgraving, kamp opslaan. Wat opvalt is dat het lang zo koud niet meer wordt ’s avonds, en het waswater is lekker opgewarmd in de waterzak die de hele dag in de brandende zon op mijn kanozak achterop heeft gelegen. Heerlijk wildkamperen dus.

Olacapata

Tja, Olacapata. Weer zo’n stoffig woestijnstadje ver boven de boomgrens met op het eerste gezicht niets interessants, maar op het tweede gezicht toch wel iets heeft. Het heeft namelijk een treinstation. Niet dat dat nog in functie is, maar ooit was het een stop op de beroemde ‘Tren de las Nubes’ lijn, de trein van de wolken. Helaas is alleen het spectaculairste stuk van 22 km van de spoorlijn vanaf San Antonio de los Cobres nog als toeristentreintje in gebruik. Dat is het stuk dat over het zgn. Polvorilla viaduct gaat. Verder is de spoorlijn helaas niet meer rendabel.

Bij binnenkomst van Olacapata zien we een afslag naar een ‘Planta Fotovoltaica’. Bij navraag blijkt dat een enorm zonnepanelenpark te zijn van een Chinese energiemaatschappij.
“Is dat goed voor de Argentijnse economie?” vraagt Eric een bewoner van het dorp een beetje sceptisch. Ja, dat blijkt zo te zijn, vooral ook omdat de chinezen lokale werknemers inhuren.

In Olacapata is slechts één hostal, La Estrella, ‘De ster’, wat tevens het restaurant van het dorp is, maar we zijn er blij mee.

San Antonio de las Cobres

Om San Antonio te bereiken moeten we nog één hoge pas over. We zien het niet zitten om weer twee dagen over het ripio en door het zand te ploegen. We besluiten te smokkelen en een ‘taxi’ te regelen via één van de dames van hostal/restaurant La Estrella om ons 30 km omhoog te brengen naar de pas. Vandaar dalen we dan zelf wel af.
Benedicto heeft een oud vrachtwagentje en wil ons wel naar de pas brengen. Het bedrag is nog even een probleem want we hebben nog maar 800 Argentijnse pesos over, en er is geen pinautomaat of wisselkantoor in Olacapata. Voor 11 Amerikaanse dollars erbij doet hij het.
De afdaling is de moeite waard. Zeer spectaculair. Regelmatig kruist de weg de ‘Spoorlijn van de Wolken’ en er zijn prachtige vergezichten de vallei in. Een mooi einde van negen dagen Puna de Atacama.

Carla

Geef een reactie

Je kan deze HTML-tags gebruiken

<a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>