Malawi

Zijn Malawinezen vriendelijk?

We fietsen op een onverharde weg die ons naar het dorpje Santhe moet leiden. Een man op een wrakke Atlas fiets trapt met zijn blote voeten hard op de overgebleven steeltjes van de pedalen. Hij haalt mij in en we maken een praatje in grammaticaal wrak Engels. Na een kilometer slaat George rechtsaf en legt uit hoe we verder moeten. Voor de lezer thuis die nog nooit in Afrika is geweest: je hebt héél veel onverharde wegen die op geen enkele landkaart staan. Maar je hebt ook héél veel onverharde wegen die juist weer wél op de landkaart staan. Waarom de ene onverharde weg wel op de kaart staat en de ander niet, is voor ons een raadsel. Richtingsborden ontbreken ook, dus volgen we op gevoel en op kompas de juiste weg. Dat het gevoel soms verkeerd kan zijn, blijkt als we een kilometer voorbij een volgende kruising geschreeuw horen. George heeft ons de verkeerde weg in zien slaan en is ons als een bezetene achterna gesjeesd. Het zweet gutst van zijn voorhoofd en als negers rood konden aanlopen had hij dat zeker gedaan. “Sir, you took wrong turn”, zegt hij buiten adem. We fietsen terug en George fietst nog veel verder terug.

Malawi is erg droog. Iedereen -behalve deze twee fietsers- hoopt dat de regentijd dit jaar vroeg komt. Zelfs als ik –eindelijk– weer eens onder een douche sta, valt mij de droogte op. Geen kletterende waterstraal, maar een miezerig straaltje dat net voldoende is om het stof weg te spoelen. Als ik afgedroogd ben, stapt Carla onder de douche. “!ɵ/grr‼₪, ik heb me net ingezeept en nu komt er helemaal geen water meer uit de douche!” klinkt het uit de badkamer. Nog geen twee minuten later klopt een kamermeisje op de deur en zet een emmer water neer.

We staan om half zes op en tegen de tijd dat het 35 graden is, hebben we al de eerste kilometers afgelegd. Misschien dat we nog iets beter moeten acclimatiseren, maar rond twaalf uur is het voor ons te heet om nog enthousiast op het zadel te blijven. We leggen het grondzeil van de tent onder een boom, eten wat, drinken wat en sluiten daarna onze ogen. Ik ben Olympisch kampioen als het gaat om in slaap vallen en ben al snel vertrokken. Als ik wakker word, zie ik op twintig meter afstand een groepje kinderen muisstil naar ons kijken. Pas als ik ze groet met: “Muli bwanji” schuifelen ze wat dichterbij. Ik breng mijn wijsvinger naar mijn mond en gebaar naar Carla die nog slaapt. Zacht lopen ze weer weg. Het antwoord op de kop Zijn Malawinezen Vriendelijk? kan ik na een week fietsen vanuit de grond van mijn hart met een volmondig ‘ja’ beantwoorden.

Eric


Boer

In Muhuju raak ik aan de praat met een man die in de schaduw op een stoepje met wat mensen aan het praten is.. Na wat smalltalk vraag ik hem waar we koude drankjes kunnen krijgen. Hij wil het uitleggen, maar besluit dat hij mij vergezelt. Als ik vraag wat voor beroep hij uitoefent zegt hij hij geen beroep heeft. Hij is boer.
“Maar dat is juist een heel goed beroep. Het verbouwen van voedsel is heel belangrijk. De essentie van het leven. Zonder voedsel geen leven.”
Hij lacht wat schuchter. Zo had hij het kennelijk nog nooit bekeken.
Ik vraag hem wat hij die ochtend heeft gedaan.
“Niets”, zegt hij “Mijn gewas zit in de grond, het kunstmest ligt klaar. Ik wacht tot het gaat regenen.”
Bijzonder dat dat hier zo werkt.

Carla


Zwaar fietsen hoor!

Ik lig op mijn rug op bed. Ik voel mijn armen nagloeien van de felle zon. Zand knarst nog tussen mijn tanden, maar mijn opgezette keel heeft inmiddels genoeg water over zich heen gekregen om te herstellen. De afgelopen twee dagen gaan door mij heen.

We zijn gisteren vlak na zonsopgang vanuit Vwasa vertrokken en namen de meest oostelijke hoofdweg van Malawi, de M9. De M staat voor Motorway. De negen geeft aan dat het een hoofdweg is. Een paar uur achter elkaar komen we geen enkel gemotoriseerd vehikel tegen. Dat is niet zo verwonderlijk want de M9 is erbarmelijk slecht. Kilometer na kilometer duwen we de fietsen door het mulle zand. In de zon is het vijfenveertig graden; in onze bidons hoeven we alleen een theezakje te hangen en we hebben warme thee. Als we eindelijk een dorpje tegenkomen hebben ze alleen lauwe Fanta, want elektriciteit is er in dit deel van het land niet.
We zijn op weg naar het Nyika plateau en moeten flink klimmen. Op het Nyika plateau ligt het Nyika National Park. Een wildpark met olifanten, hyena’s, jakhalzen en nog meer wilde dieren waar je doorheen mag fietsen. Het stijgingspercentage in combinatie met het slechte wegdek remt onze snelheid flink af. Als ik kracht zet op de trappers, schieten de keien onder mijn achterband vandaan en als ik even verkeerd stuur zit ik in het grind vast. Als de weg af en toe naar beneden loopt, kunnen we nóg geen snelheid maken, want we stuiteren op dit knollenveld werkelijk alle kanten op. Als mijn Koga het zou begeven, zou ik het niet eens een diskwalificatie van het merk vinden, zo zwaar hebben de fietsen het. Maar neem maar van mij aan: wij ook!

Ik ben blij dat we goede verlichting hebben, want in het pikkedonker komen we bij de toegangspoort van het Nyika National Park. We zitten er na 55 kilometer zweten, wegglijden, stuiteren, duwen, trekken, drinken, vloeken, rollen, slippen, vastlopen helemaal doorheen.
We zetten de tent op. In het schijnsel van onze zaklantaarn poedelen we ons wat af en na een paar oude broodjes duiken we de tent in.

“Ik red het niet meer!” zegt Carla. Ik was net in slaap gevallen maar ik ben op slag klaarwakker. We moeten morgen naar Chelinda, midden in het park. Dat is zestig kilometer ‘fietsen’ over net zulk slecht wegdek als vandaag. Onderweg zijn er geen plekken waar je water in kunt slaan, dus we moeten in deze hitte veel meenemen.
“Ik wil terug, want ik red het niet.” Carla heeft haar billen helemaal kapot gestuiterd en ligt nog na te stuiteren in de tent.
“We kunnen toch kijken hoe het wegdek is. Als het echt net zo slecht is, dan kunnen we toch omkeren?”
“Ik ben echt kapot. Dit is mijn grens. Verder ga ik niet!” zegt ze snikkend.

De terugweg is weliswaar iets minder zwaar, want in plaats dat we omhoog stuiteren, stuiteren we nu naar beneden, maar wel weer met een keiharde tegenwind die het zand hard in mijn gezicht smijt.

’s Middags laat nemen we, opnieuw murw gestuiterd, onze intrek in een rondavel en lig ik op mijn rug de afgelopen twee dagen te overpeinzen. De combinatie van hoge temperaturen, slecht wegdek en het verlangen naar een koel drankje maakt het fietsen hier moeilijk. Ik wordt weer met mijn neus op het feit gedrukt dat er niet overal elektriciteit, en dus koelkasten zijn. En dat niet alle wegen geasfalteerd zijn, zodat een planning in het honderd kan lopen. Dus heb ik weer mijn normen en waarden gekalibreerd.
Ik stel mijzelf de vraag: “Waarom doe ik dit eigenlijk?” Juist door de contrasten, geniet ik nog meer van de luxe die we soms tegen komen dan dat ik anders doe. Maar eigenlijk is fietsen door Afrika soms zo zwaar, dat ik mijzelf afvraag: “Ben ik hier niet inmiddels te oud voor?”
Ik smeer mijn armen in met aftersun, neem nog een slok water en spoel het laatste restje zand tussen mijn tanden vandaan. Ik sluit mijn ogen en val uitgeput in slaap.

Eric


Het huis van de ambassadeur

De 'chief' van Chisinga.

We vertrokken vroeg die dag. We wisten dat de eerste dertig kilometer nog over de M1 zou gaan; de belangrijkste weg van het land die helemaal is geasfalteerd. Daarna kwam een stuk onverharde weg die goed te befietsen was.

We vervolgden onze weg tot we in de namiddag in Chisinga waren. We fietsten langs een schooltje waar een stuk of vijf leerkrachten buiten wat zat te drinken. De kinderen waren al lang naar huis. We vroegen waar we konden overnachten. Maar er was hier geen resthouse of hotel.
“Kunnen we misschien ergens anders slapen. In de school bijvoorbeeld?”
Daar moest even over nagedacht worden. Tot een leraar voorstelde: “Laten we naar de ‘chief’ van het dorp gaan.”
En zo gebeurde het.

De ‘chief’ werd geconsulteerd. Eerst leek het erop dat we bij het ziekenhuisje konden overnachten. Maar na druk beraad werd besloten om ons in het huis van de broer van de ‘chief’ onder te brengen. Die broer was ambassadeur in Zambia geweest ten tijde van president Kaunda. Aan de muur hingen twee foto’s als bewijs. Ongelukkigerwijs had hij twee jaar geleden een beroerte gehad. Hij was veroordeeld tot een rolstoel omdat zijn rechterheup het liet afweten en hij was niet meer scherp van geest.
De zoon van de ambassadeur nam de rol als gastheer op zich en we werden voorgesteld aan alle aanwezige familieleden. De ambassadeur en de ‘chief’ bleken nog een paar broers te hebben en die hadden allemaal zo’n vier tot zes kinderen die allemaal getrouwd waren en ook weer kinderen hadden. Ik geloof dat de ambassadeur zei dat hij wel 22 kleinkinderen had. Het dorp bestond uit ongeveer 45 huizen, zo’n 300 mensen. Een derde omvatte deze familie.

De gastvrijheid was overweldigend. We kregen thee geserveerd waar wij onze koekjesvoorraad bij aanspraken. Daarna kwamen stukjes casave, een knolgewas waar ik wel van gehoord, maar nog nooit geproefd had, op tafel. Uit de transistor radio klonken de voetbaluitslagen van de premier league.
Er bleek op een houtsvuur water warmgestookt te zijn, zodat we ons konden mandiën. Het mandie hokje bestond uit drie muren tot nekhoogte waarachter wij ons in het schemer lekker konden wassen.
Na het wassen werd de hoofdmaaltijd geserveerd. Die bestond uit nsima, compacte maismeelbollen, en gedroogde visjes uit Lake Malawi, die smakelijk gekruid en met wat olie prima te eten waren. Ik vroeg de zoon van de ambassadeur hoe ik dit het beste met mijn handen kon eten daar het mijn eerste keer in Afrika was. Hij deed het voor en lachte om mijn onhandigheid.
Inmiddels was een van de slaapkamers in orde gemaakt. Ons klamboe tentje kwam weer goed van pas. Een vleermuizenkolonie had eveneens z’n intrek in het huis van de ambassadeur genomen. Regelmatig scheerden ze over ons hoofd terwijl we zaten te eten. ’s Nachts hoorden we het een en ander op de tent vallen…
De volgende ochtend bleek ook nog op ons te zijn gerekend met het nationale ontbijt van Malawi, thee en witbrood met Blue Band. Grappig dat deze boter van Unilever ook in Malawi een begrip is.
We sloten ons verblijf bij deze Malawinese familie af met een bijdrage voor het eten en de overnachting. Natuurlijk werd dat geweigerd, maar als het voor de kinderen is, dan wordt het wel aangenomen. We vervolgden onze weg naar wat ons die dag weer zou brengen.

Carla


Malaria

Als ik m’n fiets door het stof een steile berg op duw word ik ingehaald door een vrouw met een baby op haar rug en een pakket op haar hoofd. Ze begint een praatje met me. Hoe ik heet en waar ik vandaan kom. Ik vraag haar hetzelfde en tevens hoever het nog is naar de volgende plaats.
“Te ver”, is haar antwoord terwijl ze naar m’n fiets kijkt.
“We komen helemaal uit Lilongwe met de fiets (inmiddels 650 kilometer), dus de kilometers naar Livingstonia kunnen er ook nog wel bij”, lach ik.
Als ik vraag waar zij naar op weg is antwoord zij:
“Naar de kliniek in Haniniya. Mijn baby heeft malaria. Ik moet lopen want ik heb geen geld voor de pick up”.
Ik schrik. Achter al die lachende gezichten zit een keiharde realiteit. De groet: “Hoe gaat het met je” en het standaard antwoord; “Het gaat goed met mij”, is vaak slechts een façade.
Zij loopt veel harder dan ik mijn fiets omhoog kan duwen.
Mijn hoofd wordt beheerst door maar één gedachte: hoe zou ik haar kunnen helpen. Sommige mensen, met name kinderen, vragen om van alles als we langs fietsen: geld, snoepjes of pennen. Zij vroeg helemaal niets. Ze liep gewoon door met maar één doel. Als ik haar geld geef voor de pick up is het in een keer weg. Ik wil haar iets geven waar ze langdurig iets aan heeft. Een klamboe bijvoorbeeld. Maar als ik haar daar geld voor geef zou ze dat daar inderdaad aan besteden? Of zou ze het verbrassen? Nee, dat wil ik niet geloven. Vrouwen drinken geen alcohol en hebben een groot verantwoordelijkheidsgevoel omdat ze voor hun gezin moeten zorgen.
Als ik boven aan de heuvel ben en weer kan fietsen haal ik haar al snel in en groet haar opnieuw.
Als ik weer bij Eric ben vertel ik het verhaal en overleggen we:
“Wat zou een klamboe hier kosten?”.
“Ik heb geen idee, maar geef vooral wat goed voelt”.
Ik fiets terug.
“In mijn land ben ik niet rijk, maar ik wil je wat geven om een klamboe te kopen voor je zieke baby. Ik hoop dat je het goed besteedt”.
Ik geef haar 1.000 Kwacha, dat is ongeveer een dagsalaris.
Later kom ik er achter dat een éénpersoonsklamboe 500 Kwacha kost. Gelukkig heb ik haar dus niet afgescheept met een fooi.

Carla

 


Nijlpaarden, olifanten en termietenheuvels.

We zijn nu twee weken onderweg. 10 fietsdagen en zo’n 500 kilometer verder. We zijn in Afrika, maar naast spinnen in de badkamer, kakkerlakken in de wc’s, salamanders en kameleons langs de kant van de weg en die ene kleine schorpioen waar ik bijna in greep toen ik iets uit Eric’s tas wilde pakken, heb ik nog geen echte grote wilde dieren gezien.

Maar daar gaat vandaag verandering in komen. We zijn onderweg naar het Vwasa Marsh Wildlife Reserve op de grens met Zambia. Daar leven o.a. nijlpaarden, olifanten en wilde buffels. Buiten de parken leven eigenlijk geen grote wilde dieren meer. Die zijn allemaal op door intensieve jacht in de afgelopen eeuw. In de parken moeten parkwachten voorkomen dat stropers de overgebleven dieren ook afmaken.

Zodra we door de toegangspoort van het park staan krijgen we gelijk het ‘Out of Afrika’ gevoel. Bavianen zoeken tussen de bomen naar eten en bij de lodge aangekomen zien we vanaf de veranda in de verte iets wat lijkt op een hoop rotsblokken in het meer. Nijlpaarden! Het liefst zou ik er zo snel mogelijk heen lopen om ze van heel dicht bij te bekijken en te fotograferen, maar dat kan natuurlijk niet.

Nijlpaarden moeten zich de hele dag in het water ophouden omdat ze geen haar hebben en hun huid erg gevoelig is voor de brandende zon. Pas aan het einde van de middag wagen ze zich op het land om te grazen. Dan zijn ze ook het gevaarlijkst want als je per ongeluk tussen een nijlpaard en het water staat is de kans groot dat het in paniek raakt en over je heen dendert in zijn weg terug naar het water. We mogen daarom niet verder dan 100 meter vanaf de lodge het strand op lopen, en constant opletten of er niet een nijlpaard of olifant achter ons is.

En dan, vlak voor de veranda, komt er een het water uit en vrij dicht bij ook. Wat een machtige ervaring!

De volgende ochtend staan we om kwart over vijf op om een vroege wandeling te maken met de gids van het kamp. We zien verschillende antilope soorten, apen, maar vooral veel termietenheuvels en poep. De gids kan aan de rij keutels van een olifant zien welke kant de kudde opgelopen is. De mannetjes staan namelijk nooit stil. De vrouwtjes staan wel stil en dan heb je dus ook gelijk een hele berg poep. De apen komen daarna om e.e.a. nog eens na te pluizen op onverteerde zaken die zij dan weer oppeuzelen.

We zijn geïntrigeerd door de enorme termietenheuvels die we ook onderweg hebben gezien. Fascinerend hoe die gebouwd worden door duizenden van die kleine beestjes die in een zelfde structuur samenwerken als een bijenkorf of een mierennest. We vragen de gids honderd uit. Bijvoorbeeld waarom de mensen ze niet uit hun akkers weghalen. Hij antwoordt dat dit geen zin heeft, want ze werpen net zo hard vijftig meter verder weer een nieuwe heuvel op.

En dan ineens zijn ze er. Eerst zien we ze uit het bos aan de overkant van het meer komen: de machtige Afrikaanse olifanten. Ze lopen loom, de insecten wegjagend met hun wapperende oren. Ze komen steeds dichter bij terwijl ze drinken, een modderbad nemen, zichzelf schoonspuiten met water en daarna met zand. Steeds is de kudde in beweging. Ze lopen vlak voor onze veranda langs, op nog geen honderd meter afstand. Ze blijven nog een tijdje onder de bomen in de verte hangen.

Het is overweldigend om de dieren zo te kunnen bekijken in hun natuurlijke omgeving. Ik kan m’n ogen niet van ze af houden, bang om iets te missen.

Carla


Van Livingstonia naar het meer van Malawi.

Óf het de meest spectaculaire afdaling van Afrika is zoals de reisgidsen beweren, is voor ons oncontroleerbaar, maar dramatisch is het zeker: de afdaling van Livingstonia naar de oever van het meer van Malawi.
Het meer van Malawi maakt onderdeel uit van de zogenaamde Rift Vallei, een slenk van duizenden kilometers langs de oostkant van Afrika waarvan de wetenschap heeft aangetoond dat hier de eerste apen op twee benen zijn gaan lopen. Livingstonia ligt op de rand van het Nyika Plateau, op ongeveer 1500 meter hoogte. Het meer van Malawi op 600 meter.

De naam ‘Livingstonia’ spreekt wellicht voor jou, net als voor mij, tot de verbeelding. Nee, het plaatsje zelf is niet gesticht door Livingstone zoals de naam doet vermoeden. Het is zelfs de vraag of hij er ooit geweest is. Het was de schotse missionaris en arts Robert Laws die de plek en de naam aan het eind van de negentiende eeuw uitkoos voor zijn missiepost en ziekenhuis. Hij had tot twee keer toe op andere plekken getracht een missie te beginnen, maar deze waren door de vele malariaslachtoffers onder de missionarissen niet geschikt bevonden.

We overnachten in het Stenen Huis, een typisch Engels landhuis dat hij liet bouwen. Eén kant van het huis doet nu dienst als hotel. De andere kant is een museum. In een paar vitrines wordt de historie van Livingstonia weergegeven. Maar het interessantst is de vitrine met een overzicht van de reizen en missies van Livingstone, o.a. hoe hij zich bij locale en internationale machthebbers hard maakte voor het opheffen van de slavenhandel.
Heel grappig zijn de oude glasdia’s die als educatiemateriaal in de missieschool werden gebruikt. O.a. een tafereel van Nederlandse windmolens en sneeuw op bomen.

En dan komt de afdaling naar het meer: petje af voor de fietsers die het andersom gedaan hebben. Met onze hoeveelheid bagage was het zeker niet gelukt.
Bij het naar beneden hobbelen heb ik alle aandacht nodig voor de weg die zich het beste laat omschrijven als een knollenveld: zand en losse stenen wel te verstaan. We doen de hele middag over de 15 kilometer. We hobbelen één kilometer om dan weer even stil te staan om van het uitzicht over dit stukje Rift Vallei te genieten. Hoewel er een lichte mist over het meer hangt is de kustlijn met z’n witte zandstranden goed te onderscheiden. Hier kun je inderdaad goed zien hoe het gebergte omhoog geduwd is en plaats heeft gemaakt voor de vallei.

Als we tegen vijven beneden in het plaatsje Chitimba aankomen zijn de schaduwen al lang. We checken in in een heus strand resort, Chitimba Beach camp (www.chitimba.com), gerund, jawel, door een nederlands echtpaar: Ed en Carmen.
Welkom in het andere Malawi.


Twee soorten Malawi.

Zoals wij door Malawi fietsen, zijn wij twee soorten Malawi tegen gekomen.

Het eerste Malawi is zeg maar het zwarte Afrika.
’s Ochtends ontbijten we zoals ze dat hier doen met wit brood en thee. Onderweg halen we water bij de pomp en worden achterna gezeten door kinderen die hard ‘Azungu!’ roepen. In deze zogenaamde rural areas zijn niet veel voorzieningen en weinig geasfalteerde wegen. Als we in een dorp willen overnachten, dan overleggen we met de ‘chief’ of vragen rond. En dan maar afwachten in welk en wat voor bed wij belanden. Geen douche, wel een emmer water. En tja, voor het avondeten is er niet veel keuze. En als die er al is, dan is het vis of kip met nsima en wat groenteprut.
Dit is het Malawi waarmee we de eerste weken zijn begonnen en waarmee ik Carla in het Afrikaanse diepe heb gegooid. Hoe ze dat vindt dat moet ze zelf maar schrijven.

Het tweede Malawi hebben we de afgelopen weken meegemaakt en dat is het toeristische Malawi aan de oever van Lake Malawi.
’s Ochtends ontbijten we met wit brood en thee en allerlei soorten beleg. En omdat dit land een oude Engelse kolonie is geweest, is het heel gangbaar dat er bij het ontbijt gebakken bonen, worstjes en ‘chips’ zit.
Ook hier zijn weer veel kinderen, maar zij roepen niet alleen ‘Azungu!’, maar ook ‘Give me money’, ‘Give me sweet’, of ‘Give me bottle.’ Ja, zelfs volwassenen vragen daarom.
In het toeristische Malawi zijn –godzijdank- meer geasfalteerde wegen en vaak nemen we onze intrek in een resort aan de kust. Dat is altijd afgeschermd met een hek van de buitenwereld. Niet omdat Malawi onveilig is, maar zo hoort het gewoon. In die resorts kunnen we van alles krijgen en vanuit onze kamer, chalet of bungalow lopen we zo het zandstand op, duiken het meer in en ik kan al snorkelend de ontelbare cycliden bewonderen. Na het zwemmen, gaan we in de schaduw van een palmboom zitten en kunnen ons daarna lekker afspoelen onder de douche.

Dus wil je fietsen in Malawi, maak het jezelf makkelijk en neem de weg langs het meer. Is het te zwaar, te stijl, te heet? Neem dan de bus of huur een vissersboot. Ik ben klanten tegengekomen die dat soms deden, maar ja zij hadden geen twee maanden, dus geef ze eens ongelijk?

Eric.


Routebeschrijving Mangochi naar Mvuu Wilderness Camp.

Oftewel: een gewone fietsdag met een bijzonder einde.

Km 0,00 Welli Ville lodge, na de poort rechtsaf; denk eraan: links rijden!
Km 0,75 Kruispunt met stoplichten, sla rechtsaf; na 100 m People’s Supermarket met o.a. zakjes half bevroren melk, Goudse kaas, jam en 5-liter flessen Aqua pure mineraalwater.
Fiets 100 m terug naar het kruispunt met stoplichten; ga rechtdoor de M 3 op; je kompas moet pal zuid aanwijzen;
Mooie weg met veel groen (maar misschien komt dat omdat het de avond ervoor flink geregend heeft), palmbomen, bananenplanten en baobabs. Waarschijnlijk als gevolg van het tekort aan brandstof niet erg druk met auto’s, maar des temeer met fietstaxi’s. Diverse dorpjes met winkeltjes onderweg, meest met een Afrikaanse koelkast.
Km 20,00 Nkunkulu; de temperatuur is inmiddels opgelopen tot zo’n 39°C; het winkeltje pal achter de bakkerij naast de baobab heeft een goedgevulde werkende koelkast met coca cola en andere frisdrankjes;
Km 35,00 Enorme baobab aan de linker kant van de weg; de zakjes melk zijn nu wel zo’n beetje ontdooid; lekker in de schaduw van de baobab opdrinken;
Km 46,00 Ulongwe; net voor het drukste kruispunt is rechts een wirwar van stalletjes en huisjes; vraag naar de tea room; daar kun je thee drinken en hebben ze ook brood. Hier komt je bij de People’s Supermarket gekochte kaas en jam goed van pas;
Terug op de hoofdweg: net voorbij het kruispunt rechts winkeltje met goedgevulde werkende koelkast met coca cola;
Km 47,00 T-splitsing met een smal onverhard weggetje; linksaf naar Liwonde National Park; pas op: veel locale fietsers en kinderen die “Give me money, give me pen, give me bottle” roepen; zelf invulling aan geven hoe je daarmee om gaat; pas ook op voor Nederlandse vakantiefietsers!
Volg de bordjes Mvuu camp. Er zijn verschillende mangobomen die een perfecte dichte schaduw geven rond het middaguur om een dutje te doen. Leg wel even uit aan de locale mensen wat je gaat doen, dan laten ze je verder met rust. Ben je hier in november, pas dan op voor vallende rijpe mango’s!
Km 61,00 Toegangspoort tot het Liwonde National park: een groot hek met prikkeldraad en elektriciteit; entree: 700 kwacha per persoon per nacht; als je vraagt wat je moet doen als je olifanten tegenkomt is het antwoord van de parkwachtster:
“Oh, dan fiets je gewoon terug”.

Nog 1 kilometer waarbij je dus al door het park fietst. We waren door de Nederlandse fietsers Peter en Imke al gewaarschuwd dat zich een groep olifanten langs dat stukje ophield toen zij er een uur eerder langs gingen.
En inderdaad: na een paar honderd meter bedachtzaam fietsen, vooral goed luisteren naar de geluiden uit het bos, zien we de dikke kont van de eerste olifant die lekker op een boomtak aan het kouwen is. Dan zien we een andere olifant het weggetje oversteken. Wat mij betreft volgen we het advies van de parkwachtster op: terugfietsen. Maar Eric geeft niet graag op: hij heeft hier ervaring mee.
“Laten we gewoon een klein stukje terug gaan en dan kijken wat er gebeurt”.
“Maar wat als we ingesloten worden?”.
Hoe dat afliep dat is een ander verhaal.

KM 62,00 Aanlegsteiger waarvandaan de boot naar Mvuu Wilderness camp vertrekt,
Daarna: Fietsen onmogelijk (en ook niet toegestaan) vanwege de vele wilde dieren.
Pas op je banden en luchtbedden: bomen met gemeen kleine doorns op de camping
Pas op je spullen: de apen gaan er maar wat graag mee aan de haal.

Carla


Ruarwe, Malawi’s verborgen paradijsje.

We staan om vijf uur op. Nog voor zes uur duwen we onze fietsen over het tot mul zand verworden pad van het beachcamp Chitimba naar de hoofdweg. Sommige souvenirverkopers zijn hun waren al aan het uitstallen en afstoffen. Er zitten mooie houtsnijwerkjes bij.

Ons reisdoel van deze dag is Ruarwe. We hebben gehoord dat het er paradijselijk mooi moet zijn. In het reisschema van andere fietsers stond dat zij Ruarwe hadden aangedaan. We trekken daaruit de conclusie dat het stippellijntje op de kaart befietsbaar moet zijn.
Tot en met Mlowe gaat het erg goed. Fijn om na zoveel weken stofwegen weer eens op asfalt te rijden. En af en toe een winkeltje met een koelkast met koude cola. Ja, er zijn weinig Afrikaanse koelkasten hier.
Na het laatste winkeltje van Mlowe is de weg nog slechts een onverharde track, het domein van een enkele fietser en mensen te voet.
We komen langs een aantal idyllische baaitjes. Dat wil zeggen: idyllisch in onze ogen, hard voor de mensen die er wonen. In elk baaitje staan een paar huisjes. ’s Avonds en ’s nachts wordt er gevist door de mannen. Overdag wordt de vangst gedroogd door de vrouwen. De enige manier om de visjes daar weg te krijgen is per boot of te voet.

Drie baaitjes en vier kilometer verder besluiten we dat verder fietsen met volle bepakking niet meer gaat. De onverharde track is een looppad geworden met grote keien, mul zand en stukken die te voet nog te nemen zijn, maar onmogelijk met een fiets, of het nu met of zonder bagage is.
We gaan terug tot Mlowe en charteren een vissersbootje, want we zijn toch wel nieuwsgierig geworden naar dit stukje kust aan het Meer van Malawi.
Onderweg doen we een paar baaitjes aan. We schudden de hand van een aantal chief’s die ons welkom heten in Malawi. Als het donker wordt, zien we honderden lichtjes op het meer. Dat zijn de olielampen die op de achterkant staan van uitgeholde boomstammen waarmee gevist wordt. Het is werkelijk een armada van vissersbootjes. De visjes worden aangetrokken door het licht en zo in de netten gelokt.

Na vier uur varen zien we eindelijk de lichtjes van Ruarwe onderaan de silhouetten van de bergen. Die rijzen hier loodrecht uit het meer omhoog. We moeten dan ook nog wat klauterwerk verrichten voor we goed en wel in de lodge aangekomen zijn. Een groepje toeristen zit rond een grote tafel gezellig bij het licht van olielampjes te kletsen en een biertje te drinken. Het elektriciteitsnet heeft Ruarwe nog niet bereikt.

Pas de volgende dag zien we waar we eigenlijk zijn: het is inderdaad paradijselijk. Het doet mij denken aan de film The Blue Lagoon: een hagelwit strandje naast een waterval met schaduwrijke bomen. Als we gaan snorkelen, zien we tientallen verschillende gekleurde visjes. Het meer staat bekend om z’n vele cycliden. In elke baai afzonderlijk heeft zich een of meerdere soorten geëvolueerd.

Ons plan was om de volgende dag verder te ‘fietsen’. Het pad zou volgens de Bradt gids nog maar 15 kilometer en tamelijk vlak zijn. Voor de zekerheid gaan we te voet de weg verkennen; De eerste twee kilometer van de lodge naar het dorp is onmogelijk om te doen met de fiets en bagage. Daar gaan we zeker al een uur over doen. Eerst een stuk de fietsen op de schouder en daarna de tassen. Gezien de hoeveelheid bagage betekent dat drie keer heen en weer lopen.
Na het Ruarwe wordt het alleen nog maar erger. We zien dat het pad ook nog een bergrug over gaat. We moeten concluderen dat dit paradijsje alleen te voet of per boot te bereiken is. Voor mij mag het dan de Blue Lagoon zijn, voor Eric voelt het als Hotel California: “You can check out any time you want, but you can never leave.”

Carla


De MV Ilala.

Hoewel zij wellicht ergens in de komende jaren gaat worden vervangen door een modernere veerboot, is de MV Ilala een icoon van het Meer van Malawi. Elke reisgids geeft een keurige dienstregeling, maar tegen de tijd dat het schip het noordelijkste punt van de wekelijkse tocht heeft bereikt, ligt het meestal een halve dag achter op dat schema. De vertragingen hebben uiteraard verschillende oorzaken. Deze week is de straffe noordenwind de boosdoener.

In ons geval werkt de vertraging in ons voordeel. Anderhalf uur nadat we tot de conclusie zijn gekomen dat fietsen vanuit Ruarwe ook niet mogelijk is, gaat de Ilala, 12 uur later dan gepland, in de baai voor anker en kunnen we aan boord om het onmogelijk-te-fietsen-stuk te overbruggen.

Zoals vaak in derde wereldlanden reist de lokale bevolking met enorm veel bagage, zoals eten of koopwaar, al dan niet levend. Zo ook op de Ilala. Een hoeveelheid kippen in manden zit knus tegen elkaar gepropt. Vogeltjes fladderen in krappe kooitjes. Vanuit gammele pendelbootjes worden grote balen rijst en mango’s het schip opgehesen. Onze fietsen vormen daarop geen uitzondering.
Het benedendek is het goedkoopst. Op harde banken maken de Malawinezen zich het zo makkelijk mogelijk. Een dikke vrouw heeft haar kippen bij de poten vastgebonden al in een pan gestopt en onder de bank gelegd. Zij ligt comfortabel op een deken en probeert te slapen. Ik vermoed dat ze al zeker een nacht zo geslapen heeft, want ze ziet er verfomfaaid uit. In het gangpad zit een vrouw op het stalen dek en geeft haar baby de borst. Haar man slaat een biertje achterover. In een piepkleine keuken maakt een kok een gigantische pan nsima klaar.

Wij brengen de avond door met wat andere toeristen op het duurdere bovendek, de zogenaamde derde klas. Als je als toerist de hele tocht van noord naar zuid, of andersom, wilt maken, dan kun je ook een hut huren. Wij gaan over een paar uur van boord af, dus voor ons is dat niet nodig.

Ons avondeten komt uit de tweede klas keuken op het tussendek, die er betrouwbaarder uitziet dan die van het benedendek. We kunnen zowaar kiezen uit zes gerechten; kip, rund, vis met rijst of nsima in alle variaties. En er zijn koude drankjes. Het leven is hier geweldig!

Carla en Eric


Schrijven over Malawi.

“Eric, heb je geen inspiratie om te schrijven over Malawi?” vroeg Carla op een gegeven moment.
Haar vraag zette mij aan het denken waarom ik niet vaak de behoefte heb om over deze reis te schrijven. Ik kwam tot de conclusie dat dit komt omdat ik in drie boeken over Afrikaanse landen heb geschreven; Namibië, Uganda, Tanzania, Kenia en Lesotho. Veel bijzondere belevenissen in deze boeken komen overeen met wat we in Malawi tegenkomen, dus het zou een herhaling zijn van denkpatronen en ontmoetingen.

Zoals de kinderen die vragen om geld of snoep. In ‘Dumela’ heb ik beschreven dat ik van plan was om ze het bedelen af te leren door snoepjes uit te delen waar ze misselijk van werden. Dat vond ik niet sympathiek omdat ze toch al zo’n honger hadden (in Lesotho heerste toen hongersnood).
Toen bedacht ik om superzoete snoepjes uit te gaan delen, waardoor ze naar de tandarts moesten. En die zijn er niet in Lesotho, dus dan zou ik met ontwikkelingsgeld een aantal praktijkjes op gaan zetten en heel rijk worden.
Of dat ik kleur kopieën van 75 dollarbiljetten (die niet bestaan) zou gaan uitdelen. Dan zouden ze vanzelf in de gevangenis belanden. Nou dit soort hersenspinsels spelen door mijn hoofd tijdens onze reis door Malawi af.

Lijken deze landen dan zo veel op elkaar? Wat de geijkte zaken als ontwikkelingshulp, vrijwilligers, grote 4wheeldrives van ontelbare hulporganisaties, armoede, het niet-culinaire eten, slechte onderkomens, zelfverrijking door corrupte regeringsambtenaren en presidenten wel. We hebben hier vaker de vlag van de Europese Unie gezien dan die van Malawi, in de betere en duurdere onderkomens zijn het blanken die daar overnachten vaak vrijwilligers (alle lof voor hen). President Dr. Bingu ya Mutharika heeft een stuk of vijf Hummers, en zelfs een privéjet tot zijn beschikking.

Malawi onderscheidt zich van de andere Afrikaanse landen waar ik geweest ben door de zeer vriendelijke mensen. Je kunt het fietsen hier makkelijk maken door alleen over geasfalteerde wegen van goed hotel naar goed hotel te fietsen.

Kranten hebben daadwerkelijk persvrijheid. Ze hebben soms openlijk kritiek op de regering en de president, maar ook op de Europese Investeringsbank die beweert geld te hebben overgemaakt naar een aantal Afrikaanse landen, maar dat in werkelijkheid heeft doorgesluisd naar belastingparadijzen.

Maar er is nog een andere reden dat ik niet zo veel inspiratie heb: ik vind het heel leuk om te werken aan mijn 7e boek. Of ik moet zeggen ons boek, want Janne Keurlings en ik gaan het komend jaar iets heel leuks maken waar ik nu al veel plezier een beleef. Maar voordat het boek af is, zal het 2012 zijn.

Eric


Nieuwe fiets.

Dit jaar rij ik op een nieuwe fiets. Het is het tweede prototype van Koga met riemaandrijving in plaats van met een ketting. Eric heeft vorig jaar het eerste prototype getest en het is hem heel goed bevallen.
We hebben er nu ongeveer 2000 kilometer op zitten en ik ben er helemaal blij mee. Je hebt geen olie meer nodig, dus nooit meer een vieze broek, of als je je handdoek over je fiets gooit om te drogen, nooit meer smeer aan je handdoek. De riem wordt ook niet vies, want er zit geen olie op. Een riem kan niet roesten en hij gaat veel langer mee dan een ketting. Bovendien is hij stiller en je ‘voelt’ hem niet.

Ik rij dit jaar ook voor het eerst met een Rohloff naaf. Ik was eerst bang dat ik niet licht of zwaar genoeg zou kunnen trappen in de bergen omdat je maar 14 versnellingen hebt. Maar ik merk eigenlijk geen verschil. Soms leek het wel alsof het in combinatie met de riem lichter ging dan op m’n oude Koga Worldtraveller met derailleur en ketting. Wat vooral heel fijn is, is dat je kunt schakelen als je stil staat.
De Magura hydraulische remmen zijn ook heel fijn. Ze remmen lekker licht. En de SON naafdynamo en lampje geven geweldig veel licht wat vooral heel fijn is in een land als Malawi waar we soms in het donker moesten fietsen.
En ik ben ook weer heel blij met de 2011 Schwalbe Marathon Supreme banden. Nog niet één lek!

Carla


Regentijd.

De regentijd is inmiddels begonnen. Minstens één keer, maar soms meerdere keren per etmaal regent het. Meestal ’s nachts. Tijdens onze fietsdagen hebben we mazzel en fietsen we tussen de buien door. Alleen net tijdens onze rustdag in Zomba, toen kwam het met bakken uit de hemel.
Omdat de M1 tussen Blantyre en Lilongwe, de twee grootste plaatsen van Malawi, erg druk is besluiten we om de onverharde parallelweg te nemen. Wellicht stranden we in de modder en moeten we in het ergste geval omdraaien.

De dag begint ontzettend mooi. De zon schijnt, het eerste stuk is nog verhard en berg af. Dan slaan we de onverharde weg in. Die is nog mooier. Hij slingert prachtig tussen de baobabs en de akkertjes door. Er zijn zoveel splitsingen dat we een paar keer bijna verkeerd rijden. Af en toe kruisen we het spoor, wat weer een goede houvast is, maar we houden ons kompas goed in de gaten. En we vragen vaak de weg.

In de loop van de middag zien we steeds meer donkere wolken met af en toe lichtflitsen onze kant opkomen. Als we om half vijf nog een keer de weg vragen aan de bestuurder van een vrachtwagentje, blijkt dat het nog 25 kilometer is naar onze bestemming. Dat gaan we nooit meer voor donker redden. We zullen dus moeten gaan uitkijken naar een overnachtingplaats.
“Ik rijd straks deze weg terug. Als jullie willen, kan ik jullie dan meenemen”, biedt de bestuurder aan.
Tot mijn grote verbazing antwoordt Eric:
“Ja, graag. U ziet ons wel langs de weg.”
Hij is altijd de laatste om een lift aan te nemen.
“He, wat is dat nou. Gaan we de tent niet ergens opzetten?”
“We hebben de laatste dagen gezien hoe het hier ’s nachts kan stortregenen. En kijk eens naar die zware onweerswolken. Ik denk niet dat vrijkamperen erg verstandig is”.
We fietsen nog een uurtje door. Achter ons begint het onheilspellend donker te worden, we zien lichtflitsen en horen het donderen.
Het fietsen wordt lastiger. Regelmatig glijd ik weg doordat de onderlaag van het wegdek veranderd is in gladde brij. Tot twee keer toe stuiten we op een modderpoel. Tegen de tijd dat onze fietsen flink onder de derrie zitten, stopt de man met het vrachtwagentje. Eric neemt plaats in de bak, bij de fietsen en de bagage. Ik mag voorin zitten, tussen de bestuurder en de bijrijder.

De bestuurder vertelt dat hij met zakken maïs de winkeltjes langs de weg bevoorraadt. Hij doet dat elke dag, behalve op zondag. Als ik vraag hoe lang hij dat nog kan doen nu de regentijd is aangebroken, antwoordt hij:
“Een week, misschien twee.”
“En hoe worden de winkeltjes dan bevoorraadt als u niet meer kunt rijden?”, vraag ik verder.
Dan gaat de maïs met de trein mee.”
“En u, hebt u dan ander werk?”
“Dan blijf ik thuis. Ik heb geen ander werk.”
“En hoe lang duurt dat?”
“Ongeveer zes maanden.”
“Zo, dus dan bent u zes maanden thuis. Kunt u dan geen ander werk doen?”.
“Er is geen ander werk”, zegt hij gelaten.
Eigenlijk wil ik zeggen dat als je initiatief neemt, je altijd werk kunt vinden of creëren. Neem je lot in eigen handen in plaats van erin te berusten, maar ik zeg maar even niets meer. Wie ben ik om dat te beoordelen.

We worden door hem afgezet bij het beste onderkomen van de stad, en geven hem het dubbele van wat we bedongen hebben, want voor ons gevoel was het verder dan de 10 km die we dachten dat het nog was.
Niet lang daarna, als we zitten te eten onder de overkapping van de binnenplaats van het motel, barst het onweer in al zijn hevigheid los.

Carla


Terugkijken op de reis
In het volgende filmpje interview ik Carla en kijken we terug op de reis. Je krijgt mooie beelden te zien over het fietsen in Malawi. Veel plezier!

Eric Schuijt and Carla van Tatenhove cycled for two months in Malawi. On their prototype of a Koga bike with beltdrive and a Rohloff speedhub they took small roads whenever possible.
Eric has cycled in 12 African countries has given lectures about these trips and published about Namibia, Uganda, Tanzania, Kenia and Lesotho in three of his books.
But for Carla this was her first visit to Africa. In this interview Carla looks back.

Eric has cycled in more then 80 countries, has given lectures about these trips and published several books (in Dutch)
Eric has a shop in the centre of Amsterdam for adventurous people that want to make trips like this. It is called De Vakantiefietser (the holidaybiker) and you can get there everything you need for a bikejourney.

Eric