Middeleeuwse taferelen, woestijn, wildkamperen en snorren

We hebben inmiddels aardig wat forten gezien, maar het fort van Jaisalmer spant wat ons betreft de kroon. Het paleis vinden wij wat minder mooi dan dat van Bikaner en Jodhpur, maar wat het fort van Jaisalmer heel bijzonder maakt is dat het (weer) bewoond is.

Twintig jaar geleden toen Eric hier ook was, was het nog één grote puinhoop. Grote delen van het fort waren toen niet toegankelijk omdat er instortingsgevaar dreigde. De oorzaak was het rioleringssysteem. Dat was niet berekend op de afvoer van veel water. Toen het fort gebouwd werd en in de eeuwen daarna, was water ontzetten schaars. Elke drup werd gebruikt. Ten eerste werd het gedronken. Als men voedsel gewassen had, gebruikte men datzelfde water om het in te koken. Daarna werd het aan de dieren gegeven om te drinken. Ook het water waar men zich mee waste werd weer hergebruikt. Het rioleringssysteem had dus eeuwenlang niet veel te verduren. Maar met het gemakkelijker worden van de aanvoer van water in de laatste eeuw begon men meer water weg te spoelen, en spoelde zo het zandstenen rioleringssysteem langzaam weg waardoor het fort verzakte.

Het rioleringssysteem is inmiddels vervangen. Huizen, tempels en pleinen zijn gerestaureerd. Er wordt weer gewoond, gewerkt en vermaakt alsof het nooit anders geweest is. Reizigers van heinde en verre komen het fort bezoeken, en de bewoners doen wat ze eeuwenlang deden: handel drijven. Alleen nu heten de reizigers toeristen en de handel is vooral detailhandel in souvenirs. En water: dat wordt met vrachtwagens tegelijk in plastic flessen aangevoerd en kent een gretige afname voor de dorstige kelen van de nieuwe reizigers.

Carla


Van de woestijn die geen woestijn meer is

Van Jaisalmer tot Jodhpur fietsen we vier dagen door de woestijn. Op onze ene kaart staat dat dit de Thar woestijn is, op de andere staat ‘Great Indian Desert’. Op oude kaarten heet dit gebied Marwar, land van de dood. Volgens ons moeten ze binnenkort opnieuw op zoek gaan naar een andere naam.

De woestijn is namelijk niet meer wat het geweest is. Dankzij de aanleg van een heel systeem van kanalen is het de Indiërs gelukt de woestijn om te toveren in landbouwgebied. Nog slechts hier en daar hebben we al fietsend een paar uurtjes ‘woestijngevoel’: droog, heet, slechts wat lage struikjes, geen schaduw en de vraag of we wel genoeg water bij ons.

Bijna nergens komen we nog langs zanderige vlaktes waar de wind vrij spel heeft en het zand genadeloos je ogen en longen in slaat. Integendeel: de wind wordt ingezet om broodnodige elektriciteit op te wekken. Wel een gek gezicht al die windmolens in de woestijn.


Nee, de Thar woestijn is niet meer wat het geweest is. Hij doet meer denken aan een savanne in Afrika met veelal droog gras en lage, wijd uitgroeiende bomen, herders met kuddes koeien, schapen en geiten, afgewisseld met kilometers lang akkertjes waar boeren op Mahindra tractoren het land bewerken. Langs de weg zijn kilometers lang rijen bomen gepland, dus het vinden van een rustplaats in de schaduw is niet erg moeilijk.
Waar we hoopten kamelenkaravanen, onderweg naar de jaarmarkt in Pushkar, tegen te komen, zijn we zegge en schrijve vier locale kamelenwagens voorbij gereden. Wel kamperen we een keer omdat er weinig plaatsjes zijn. Maar zonder lege maag, want eettentjes komen we vaak genoeg tegen.

Carla


Wildkamperen.

Rustig je tent neerzetten zonder ontdekt te worden is in India bijna onmogelijk. Ook deze keer worden we al vóórdat we de tent opgezet hebben ontdekt door een man die zijn koeien naar huis dirigeert. En achter een rij struiken blijkt een gezin te wonen, wat wij niet gezien hadden. Nieuwsgierig komen de leden van het gezin een voor een even een kijkje nemen en vragen of we water en/of eten nodig hebben. En ook de buren komen even langs. Zoals altijd vraagt Eric dan maar of het OK is dat we daar de tent op zetten. De buurman vindt het echter geen goed idee. Hij staat erop dat we bij hem thuis komen slapen. Maar hij is dronken en hebben dus helemaal geen zin om op zijn aanbod in te gaan. Als de duisternis intreedt en wij geïnstalleerd zijn laten ze ons verder met rust, maar niet voordat we beloofd hebben de volgende ochtend thee bij ze te komen drinken. Dat beloven we.

Het is Diwali, dat is het spiritueel Nieuwjaar voor Hindoes. Normaliter is het ’s avonds in steden en dorpjes dan een drukte van jewelste met veel vuurwerk en zoete hapjes. Wij horen alleen heel in de verte wat vuurwerk en verder gaat Diwali die avond geheel aan ons voorbij.

Zaak is dat je de volgende ochtend zo snel mogelijk alle privé zaken doet voordat iedereen weer een kijkje komt nemen.
En ja hoor, al snel na zonsopkomst komt het gezin weer een kijkje nemen. En, heel lief, ze hebben thee meegenomen.

Als we alle spullen onder het toeziend oog van iedereen hebben ingepakt komen we er niet onderuit om even bij hun huis te komen kijken. Het blijkt een hutje van takken en plastic van ongeveer zes vierkante meter te zijn. Links van het huisje is een onderkomen voor de vijf geiten gemaakt.

Als ik binnen een kijkje ga nemen zie ik rechts een drietal bedden op z’n kant staan. Daar hebben ze dus met z’n allen op geslapen. Links in de hoek is de moeder iets aan het koken is. Stiekem hoop ik dat het niet ook voor ons bedoeld is, want ik voel me wel wat bezwaard. We hebben duidelijk gemaakt dat we in het volgende plaatsje gaan ontbijten, dus dat ze geen moeite hoeven te doen. Maar ja, vaak gaan ze daaraan voorbij.

Over en weer moeten er foto’s gemaakt worden. Indiërs doen dat met hun smartphone. De buurman moet wel even het nummer van de mobiele telefoon van de vader bellen want hij is vergeten waar hij ‘m verstopt heeft. Vanonder een matras klinkt een ringtone en even later kan hij ook wat foto’s nemen. Ook de andere buren komen een kijkje nemen. En hé, daar is ook de man van de koeien van gisteravond .

En voor we het weten zijn we toch een speciaal Diwali hapje aan het eten. Geen idee wat het is, maar het is lekker zoet en er zitten pinda’s en cashewnoten doorheen. Het wordt een gezellige boel op de vroege ochtend. Pas na negen uur stappen we op de fiets.

Carla


Snorren.

Eric vindt, dat nu hij op een Indiase fiets rijdt, daar ook een snor bij hoort. Dus vanaf dag één dat we op reis zijn heeft hij ‘m laten staan. Inmiddels is de snor al aardig vol aan het worden, maar hij wist niet dat een goede snor onderhouden moet worden. Hij dacht: je laat het haar op je bovenlip gewoon groeien en dan wordt het vanzelf wat. Nee, zo werkt het dus niet. De barbiers waar Eric zich om de dag laat scheren weten er wel raad mee. Regelmatig wordt de snor dus getrimd. Tja, de moed zakt hem wel een beetje in de schoenen. Hij had gehoopt na zes weken wel mee te kunnen doen aan de snorrencompetitie van het jaarlijkse festival in Pushkar.
Helaas wordt hij in de loop van de reis geconfronteerd met échte snorren. Snorren die er járen over gedaan hebben om tot volle wasdom te komen. Snorren waar hele fotoboeken aan geweid zijn.

Dan toch maar weer af laten scheren in Mumbai. Oef, gelukkig. Voor mij hoeft een snor niet zo.

Carla


Geef een reactie

Je kan deze HTML-tags gebruiken

<a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>