Op bezoek en cadeautjes

Het heeft een paar maanden geduurd. Ik heb mailtjes gestuurd naar iedere afdeling waarvan ik het mailadres kon vinden, maar ik kreeg nooit antwoord. Bij het uitblijven van respons ben ik mij gaan afvragen waarom ze niet antwoordden. Collega Lieven, die als geen ander de Aziatische volksaard kent, raadde mij aan hen iets lekkers voor de bek te houden. Toen heb ik de toonzetting van mijn mails aangepast van persoonlijk verzoekend tot zakelijk verkopend. Aanvankelijk ging ik namelijk uit van mijzelf en vertelde over de vele fietstochten die ik heb gemaakt. In mijn volgende mails legde ik uit dat De Vakantiefietser marktleider is in Nederland op het gebied van Vakantiefietsen. Ik stelde voor om hun inzicht te geven in de Nederlandse fietsmarkt. En ja hoor. Vlak voor vertrek naar India werd ik gebeld door mijnheer Rai van de grootste fietsfabriek ter wereld: Hero.

Nooit van gehoord? Nou, dat kan kloppen, want ze produceren hun eigen merk vooral voor de Indiase thuismarkt waar Hero 60% marktaandeel heeft. Daarnaast produceert Hero kinderfietsen die ze naar het buitenland exporteren. Heb je enig idee hoeveel fietsen ze per dag daar in Punjab produceren? Honderd? Duizend? Tienduizend? Nee hoor, ze produceren daar 19.000 fietsen per dag! Ja, ne-gen-tien-dui-zend. Op jaarbasis maken ze 5.512.457 fietsen! Voor jouw referentiekader: in Nederland worden per jaar ongeveer 1.6 miljoen fietsen verkocht.

Carla en ik vliegen naar Amritsar in India en moeten een dag wachten op Carla’s zoekgeraakte Koga en de bagage. Na wat heen en weer bellen met Hero, wordt de definitieve afspraak gemaakt voor de volgende dag. We nemen ’s ochtends heel vroeg de trein naar Ludhiana en worden op het station opgepikt door een auto met chauffeur We rijden langs heilige koeien, open rioleringen en de fascinerende chaos van Ludhiana naar het fabrieksterrein.

We maken kennis met mijnheer Rai, die ons na een kopje chai, meeneemt naar een vergaderruimte met computer en LCD projector: “Nou, mijnheer Eric begint u maar met uw presentatie.”
Oeps, ik had weliswaar in een van de vele mails aangeboden inzicht te geven in de Nederlandse fietsmarkt, maar wist ik veel dat ze dat daadwerkelijk wilden? Gelukkig heb ik een redelijke parate kennis en met een zware bedrijfskundige achtergrond kom je ook heel ver. Er staat een whiteboard, dus ik schets de Nederlandse markt. Ik vertel over de verschillende segmenten, hun marktaandeel, de trends die er zijn en waar de mogelijkheden voor de toekomst liggen. Ik bekijk niet alleen de Nederlandse markt, maar ook de Duitse markt. Ik teken in een tabel de dreigingen voor de fietsindustrie en na een half uur ben ik uitgepraat. Mijnheer Rai reageert luchtig, maar vooral Carla is onder indruk dat ik uit de losse pols zo’n verhaal weet over te brengen.

Mijnheer Rai legt uit dat Hero, in tegenstelling tot De Vakantiefietser, alleen is geïnteresseerd in kwantiteit: “Wij willen alleen hele grote aantallen verkopen. Ook in Europa.”
“Mijn excuses dat ik alleen kennis heb van de markt waarin kwalitatief hoogwaardige fietsen worden verkocht.”
“Wat wil je eigenlijk van ons?” vraagt mijnheer Rai. Het klinkt bot, maar ik vermoed dat hij het niet zo bedoelt.
“Wij willen graag de grootste fietsfabriek ter wereld bezoeken en omdat wij documentaires maken, wil ik graag filmen.”

Na ruggespraak mogen we onder leiding van zijn collega de fabriek in. In een paar uur tijd lopen we van de testruimte naar de velgenafdeling. Van de assemblage-band naar zadelperserij. En van de spuiterij naar de smederij. Op walmende vuren worden daar de stalen frames verhit en gesoldeerd. Bijna ieder onderdeel word hier zelf gemaakt. Geweldig leuk om dit te mogen zien. Ik realiseer mij opeens dat in Nederland op grote schaal bijna geen frames meer worden gebouwd. Jammer, maar begrijpelijk. Nederlandse milieuregels zouden zo’n fabriek als deze onmogelijk rendabel maken. Daarom worden in Nederland bijna alleen nog maar fietsen geassembleerd.
Met 3500 man staan ze hier in de Hero-fabriek te zweten en wordt er keihard gewerkt. De mensen hebben zo’n routine in hun werk dat het bijna onwaarschijnlijk is met wat voor gemak ze al die werkzaamheden uitvoeren.

Na de rondleiding worden we getrakteerd op een lunch en mogen op audiëntie bij mijnheer Munjal, de baas van alle Hero fabrieken. Zeg maar ‘de Godfather’ van de Indiase rijwielindustrie. Het Hero concern maakt namelijk niet alleen fietsen, maar ook brommerriksja’s, motoren, scooters enzovoort. De heer Munjal is 86 jaar en erg doof waardoor het gesprek maar moeizaam op gang komt. Hij geeft ons bij het afscheid twee zilveren bekers cadeau. Zo doen Indiërs dat bij gasten. Speciaal voor dit soort gelegenheden hebben wij Delfts-blauwe klompjes meegenomen.
In de middag worden we teruggebracht naar het station met de auto met chauffeur en ben ik blij dat ik heb kunnen zien waar en hoe de Hero fietsen worden gemaakt.

Op de fiets denk ik vaak over allerlei dingen na. Al fietsend werd mij duidelijk waarom Hero nooit op mijn eerste persoonlijke mails heeft geantwoord. Ze hadden er geen baat bij en konden er niets bij winnen. Pas op het moment dat bij Hero bekend werd welke positie De Vakantiefietser inneemt, ging de deur open. Eigenlijk hetzelfde als toen ik Hartmut Ortlieb ooit wilde interviewen. Pas na een uitgebreide screening, kreeg ik toestemming.
Maar eigenlijk is Hero helemaal niet geïnteresseerd in fietsers, laat staan in de mens achter de fietser. Zoals de heer Munjal over zijn klanten zei: “Ze fietsen, want ze hebben niets te verliezen.”

“Ze fietsen, want ze hebben niet te verliezen.” Dat moet wel een Brahmaan zijn.

Eric


Cadeautjes.

Tot mijn verbazing krijgen wij steeds maar cadeautjes. Van de Godfather van Hero kregen wij zilveren bekers cadeau en vreemd genoeg gaat dat tegenwoordig vaker zo in India.

In de stad Suratgarh wordt een hele nacht lang een Hindoefestival gehouden. In deze niet-toeristische stad spreekt bijna niemand Engels, maar we begrijpen dat het festival ter ere van Shri Krishna is. Vanmiddag waren ze al bezig met het bouwen van grote stellages met verlichting en nu staan er grote stinkende generatoren te draaien. Op het plein staan honderden mensen te wachten tot ze dichter bij het podium mogen komen. Wij krijgen voorrang, maar we moeten wel onze schoenen uit doen en onze handen wassen.
Er staat een complete cameraploeg en met een grote arm beweegt een kraan met camera over het publiek. Er worden vele close-ups van ons gemaakt, dus ergens in India zijn we door vele Hindoes bekeken. Er wordt gespeecht door een voorganger, gejuichd en gejubeld door het publiek en gezongen door iedereen. We snappen er weinig van, maar vinden het wel bijzonder dat wij als een van de weinigen twee parelkettingen krijgen met een afbeelding van Shri Krhsina.

Onderweg krijgen we af en toe een kopje chai aangeboden. In ons hotel in Bikaner heb ik zoals het hoort in India keurig afgedongen. Dat scheelde al 1000 roepies per nacht! Bij het afrekenen krijgen we nog eens 400 roepies per nacht extra korting zonder dat ik daarom heb gevraagd. Waar hebben we dit cadeau aan verdiend? Wellicht heeft het met ons karma te maken?
Ik probeer ieder jaar met onze filmpjes iets anders te doen. Stilstaan in een gaande ontwikkeling is achteruitgang, vind ik. Mijn credo is dat als je een ‘kunstje’ eenmaal beheerst, dat je het daarna eens anders probeert te doen of een andere dimensie probeert te geven. Ik vind dat je als mens eigenlijk jezelf altijd moet blijven ontwikkelen. ‘Life time learning’ heet dat volgens mij.

Geïnspireerd door Gaele Strootman, wil ik dit jaar iedere dag minstens twee videoportretten maken van mensen die we onderweg tegenkomen. Gewoon een portret van drie seconden. Als ik die dan achter elkaar monteer, heb ik na 10 weken uiteindelijk: 10 weken x 7 dagen x 2 portretten x 3 seconden = 7 minuten portretten. Faces of India noem ik dit projectje.

In de rattentempel in Deshnok film ik een paar portretten en ook een van mooie Pi.
Pi nodigt ons uit om met haar familie met de bus terug te gaan naar Bikaner en onderweg iets te eten in een dhaba, een eettent. Ze spreekt voor een Indiër bovengemiddeld Engels.
“Ik ben een Brahmaan”, laat ze tot drie keer toe weten. Tja, dat ze van de hoogste kaste is, dat merk je aan haar manier van doen en aan de kleding.
“Jij bent de eerste westerling met wie ik Engels spreek”, zegt ze.
Ik ben onder de indruk.
“Eric, je hebt mooie blauwe ogen”, fluistert ze toe.
“Die bruine ogen van jou mogen er ook zijn.”
“Oh, maar ik draag gekleurde contactlenzen hoor”, zegt Pi eerlijk: “Zijn jouw lenzen ‘clear’?”
Ik zeg lachend: “Natuurlijk zijn ze clear anders zou ik jou toch niet kunnen zien?”

Haar nichtje Rashi komt erbij staan: “Mijn naam betekent: ‘Zonneschijn’.”
“Goh, mooie naam. Tja, mijn naam betekent eigenlijk helemaal niets.”
“Zijn jij en Carla getrouwd?”
“Nee, wij hebben een samenlevingscontract.” En ik leg uit waarom dat in Nederland soms makkelijker is.
“Wat is jouw beroep?”
“Ik ben een duka wallah.”
In het Hindi kun je achter ieder zelfstandig naamwoord het woord ‘wallah’ zetten. Dat geeft aan dat het een beroep is. Dus iemand die fietsen repareert heet een ‘bicycle wallah’ en iemand die thee zet, wordt een ‘chai wallah’ genoemd. Een winkel is in het Hindi ‘duka’, vandaar ik een duka wallah ben.
Rashi en Pi willen graag weten wat ik allemaal verkoop.

Na vijf minuten neemt Pi mij even apart: “Eric, vind je dat ik slecht Engels spreek?”
Oh jee, ik realiseer mij meteen dat haar onzekerheid over de taal en mijn grapje elkaar versterken.
“Pi, ik vind dat je geweldig Engels spreekt. Sterker nog, ik kom zelden Indiërs tegen van 22 jaar oud die zo goed Engels spreken zoals jij.”
Opgelucht begint ze in het Hindi met Rashi te kwetteren.

Pi, Carla en 'auntie'

We gaan op bezoek bij haar familie en worden de rest van de dag op sleeptouw genomen. Van haar vader krijg ik een boek dat hij heeft geschreven over de scheiding van India en Pakistan.* “Sincerely yours” schrijft hij voor mij erin. Dat is dan ook het enige dat ik kan lezen, want het is geschreven in het Sind. Dat is de taal die ze in de zuid-pakistaanse provincie Sindh spreken. Ten tijde van de scheiding tussen India en Pakistan, heeft Pi’s vader zijn huis moeten verlaten en is ’s nachts de grens met India over gegaan.
Van de tante van Rashi krijgen Carla en ik een vriendschapsarmband.
Rashi drukt mij vlak voor het afscheid nog een pakketje in mijn handen. Ze heeft voor mij een teddybeer gekocht met daarop “Someone Special fabrieksterrein.“.

Pi: “Eric, je hebt een winkel waarin je van alles verkoopt. Dan ga je mij zeker veel cadeautjes toesturen?”
“Goh, euh, wat zou je graag toegestuurd willen krijgen?”
Pi slaat haar ogen neer en antwoord zonder blikken of blozen: “you.”
Een mooier cadeau had ik niet kunnen krijgen.

Eric
*Goede boeken over de scheiding van India en Pakistan zijn Train to Pakistan van Kushwant Singh en Midnight Children van Salman Rushdie.


Geef een reactie

Je kan deze HTML-tags gebruiken

<a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>